De lange reis

1 februari 2008

Ik ben inmiddels in Phnom Penh aangekomen, en er is zelfs nog geld over. De weg hierheen was alleen lang, met veel verschillende vervoersmiddelen, maar ook met genoeg plaatsen om te relaxen. Ik zal proberen een korte samenvatting te geven.

Vanuit Vientiane wilde ik graag naar Wat Phou, oude Khmer ruïnes in Zuid-Laos. Het vervoer is niet van dusdanige kwaliteit dat dat in een dag te doen is, en ik was zelfs niet zeker of het in twee dagen wel zou lukken. Vanuit Vientiane heb ik de bus genomen naar Savannaketh. Erg leuk die bus, want te draaiden de hele tijd Thaise karaoke. Daar zijn ze in Laos dol op, maar die muziek is een van de ergste dat je je kunt voorstellen. In de avond kwam ik uiteindelijk aan in Savanaketh, heb een guesthouse genomen bij het busstation, zodat ik ’s ochtends vroeg weer weg kon. Ook vanuit Savannaketh geen direct vervoer naar Champasak (bij Wat Phou) en maar een bus naar Pakxe genomen. Het probleem daar is dat Pakxe twee busstations heeft: een noordelijk en een zuidelijk. Ik kwam aan op het noordelijke maar wilde verder reizen vanaf het zuidelijke. Dus eerste een tuktuk naar de stad, en vanaf daar weer een tuktuk. Waarbij natuurlijk iedereen zegt dat er na de ochtend geen bussen meer naar Champasak gaan en dat ik maar beter de hele weg in hun tuktuk kan doen. Na wat aandringen werd ik toch naar het busstation gebracht waar net een bus wilde vertrekken. Het was een erg gammele bus en het hele gangpad was volgeladen met zakken cement, waar ik bovenop mocht zitten. De bus zetten me af bij een T-splitsing met wat huizen en ze wees naar een lange rechte (lege) weg en mompelde ‘Champasak’. Dus de eerste auto aangehouden, die me naar een veerpondje bracht. Vanaf daar over de Mekong, en dan nog twee kilometer lopen in ik was in Champasak.  Ondanks dat het ooit de hoofdstad van Laos was is het dorp niet meer dan een straat en wat huizen (en een paar guesthouses). De volgende dag op de fiets naar Wat Phou, een erg mooie vervallen tempel, en een leuk voorproefje op Angkor Wat.

De dag daarna moest ik natuurlijk weer dezelfde weg terug, dus lopen, varen, auto charteren, wachten bij de T-splitsing  en dat een songtheaw aanhouden die in zuidelijke richting gaat. Songtheaws zin een soort grote pickups of kleine vrachtwagen, met achterop twee of drie banken (in de lengte van de auto). Het is ongelofelijk hoeveel mensen, bagage en dieren ze in een zo’n auto kunnen krijgen. Ondanks de wagen al helemaal vol zat is er altijd nog wel plaats voor wat meer mensen.

Ik was op weg naar de 4000 eilanden, een serie eilanden in de Mekong. Hier zijn ook een aantal watervallen, waardoor de Mekong voor een heel klein gedeelte niet te bevaren is. Vlak voor en achter de watervallen is het weer gewoon een rustig, brede (14km) rivier. Het eiland waarop ik zat, Don Deth, was heel relaxed. Een klein eiland met alleen maar zandpaden, palmbomen, en bamboe hutjes met een hangmat ervoor. Er is dat ook niet veel anders te doen dat relaxen.

Na genoeg te relaxed te hebben ben ik op weg gegaan naar Cambodja. Vanuit de eilanden reden er busjes naar de grens. Dat was niet meer dat een kleine houten huisje waar je een stempeltje moest halen. Vanaf daar waren er weer busjes naar alle bestemmingen in Cambodja. Ik heb maar besloten direct een lang stuk te doen, helemaal naar Phnom Penh, de hoofdstad.  De lange reis overleeft, dus nu een nieuwe stad verkennen…